Complex voedingsdeficiënt mogelijk oorzaak schizofrenie
Ongeveer eenderde van de patiënten met schizofrenie blijkt matige tot ernstige tekorten aan B-vitaminen en omega-3- en -6-vetzuren te hebben. Deze tekorten, die eenvoudig zijn op te heffen met voedingssupplementen (o.a. foliumzuur en visolie) en gezonde voeding, spelen zeer waarschijnlijk een rol in het ontstaan en de ernst van diverse psychiatrische stoornissen en het ontstaan van hart- en vaatziekten.
De psychiaters van de patiënten die onderzoeker Ramses Kemperman onderzocht, vermoedden het bestaan van deze tekorten niet maar behandelde de stoornis als een opzichzelf staande fysiologische aandoening. Overigens voldoet een groot deel van de Nederlandse bevolking niet aan de aanbevelingen van de Gezondheidsraad wat betreft de inname van foliumzuur (aanbevolen inname van 300 µg/dag) en lange-keten omega-3-vetzuren (2 g omega-3 van plantaardige oorsprong (ALA) en 450 mg omega-3 uit vis (EPA en DHA) per dag). Gezien de dalende groente- en fruitconsumptie zal de situatie verder verslechteren.
Dat ongeveer een kwart van de patiënten met autisme een verhoogd serotoninegehalte in de bloedplaatjes heeft, was al bekend. Serotonine is een neurotransmitter in onze hersenen en darmen. Maar, hoewel autisten vaker maagdarmstoornissen zouden hebben, vond Kemperman geen relatie tussen hyperserotonemie (26% ) en de darmdoorlaatbaarheid (in 0% verhoogd) bij kinderen met autisme. Voor het idee dat een verhoogde darmdoorlaatbaarheid hyperserotonemie veroorzaakt, vond Kemperman wel ondersteuning. De vraag blijft echter waarom een kwart van de kinderen met autisme een verhoogd bloedplaatjes-serotonine heeft. Meer onderzoek naar het maagdarmstelsel (onze ‘second brain’) bij autisme is volgens de promovendus dan ook gewenst.
Kemperman benadrukt dat niet-hypothesegedreven onderzoek op basis van wetenschappelijke tests als aanvulling op het veelal hypothesegedreven psychiatrisch onderzoek op basis van veronderstellingen en meningen kan helpen bij het vinden van diagnostische en therapeutische biomarkers voor psychiatrische stoornissen. Met name grootschalige onderzoeken met technieken uit de ‘nieuwe’ vakgebieden proteomics, metabolomics en genomics zouden biomarkers kunnen opleveren voor psychiatrische stoornissen.
Vreemd genoeg is er binnen de psychiatrie vrijwel niets bekend over de relatie tussen voeding en psychiatrische stoornissen en leren psychiaters er in hun opleiding vrijwel niets over. De wetenschappelijke informatie schittert door afwezigheid in Hengeveld & Van Balkom (2006), een Nederlands leerboek psychiatrie, geschreven door kopstukken in het vakgebied.
In de praktijk resulteert het in het behandelen van mensen met destructieve medicijnen terwijl de oorzaak van het probleem een voedingsdeficiënt is. Dit kan op termijn voor grotere problemen zorgen omdat de kern van het probleem niet wordt opgelost.
Prof. Dr. Wim J. van der Steen schreef onlangs een artikel genaamd Psychiatrie: wetenschappelijke onvolledigheid in beeld gebracht waarin de wetenschappelijke onvolledigheid binnen de psychiatrie wordt benadrukt.