Deens onderzoek: Kinderen van twee lesbische moeders psychische stabieler
Het Deens Instituut voor Gezondheid vond dat de intrigerende vraag ‘hoe doen kinderen van lesbische moeders het in vergelijking met anderen’ onderzocht moest worden. Bij de studie werden 853.513 kinderen betrokken waarvan 13.524 geadopteerd en 387 geadopteerd door de lesbische partner van de moeder.
Daaruit bleek dat ‘slechts’ 1,8 procent van de kinderen die geadopteerd werden door de meemoeder psychiatrische behandeling kreeg tegen vijf procent bij de anderen. Kinderen die in minder traditionele structuren groot worden zouden hiervan dus geen nadeel ondervinden in vergelijking met kinderen uit kerngezinnen, luidt de voorzichtige conclusie.
Een onderzoekster van de universiteit van Kopenhagen die wel meer onderzoekswerk rond adoptiekinderen verrichtte, verklaart de bevinding aan de hand van de veronderstelling dat lesbische moeders zelf psychisch sterk staan. Ze zijn zelfzeker en in staat weerstand te bieden, ze bogen op de ervaring dat ze een problematische, existentiële situatie goed zijn doorgekomen. Dat alles maakt dat ze evenwichtige kinderen krijgen.
Critici stellen dat het wel om kleine aantallen gaat en de cijfers niet helemaal duidelijk maken wie nu precies met wie wordt vergeleken. Het criterium ‘contact met de psychiatrie’ is bovendien misschien onvoldoende sluitend om een complex vraagstuk definitief af te ronden.
Ter aanvulling, in het boek ‘Waanzin van het gezin’, een uitgave van het Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen, wordt onderzoek beschreven over verschillende gezinstypes: traditioneel, nieuw samengesteld en eenoudergezin. Het belangrijkste resultaat daarvan was dat niet zozeer de gezinsvorm van belang is voor het welbevinden van de kinderen als wel het gezinsklimaat.
Bron: 6minutes